Betalen voor je ligplaats
In deze aflevering van Barry’s minicursus woonbootrecht staat de ligplaatsvergoeding centraal. Aanleiding daarvoor waren de vele vragen in de waterwoonwereld over de verhoging van het precariogeld in Amsterdam. Want: kan dat zomaar?
Mr. Barry Meruma - Advocaat | Directeur HABITAT advocaten
In de populaire tv-serie De luizenmoeder noemt juf Ank kinderen die afwijkend gedrag vertonen ‘best bijzonder’. Die kreet kunnen we ook wel gebruiken voor wonen op het water, want bij ons kantoor komen vaak ‘best bijzondere’ juridische hulpvragen binnen. Een vraag over precariobelasting inspireerde me om in de minicursus woonbotenrecht de zaklamp met enige voorrang te richten op een belangrijk onderwerp: de ligplaatsvergoeding.
Als je zelf civielrechtelijk geen eigenaar bent van de ligplaats en oever die je gebruikt, bestaan er in de praktijk vier varianten op dit thema. Dat zijn: (1) gebruiken maar niet betalen, (2) gebruiken en in de vorm van belasting ‘liggeld’ betalen, (3) gebruiken met een huurovereenkomst en (4) gebruiken met een erfpachtovereenkomst. In deze VLOT bespreek ik nummer één en twee; volgend kwartaal komen nummer drie en vier aan bod.
Met én zonder schriftelijke overeenkomst
De basisregel voor een ligplaatsvergoeding is dat de eigenaar van de grond een vergoeding kan vragen als een ander die grond gebruikt. Toch zien we bij ons op kantoor geregeld dat mensen het in historisch gegroeide situaties niet altijd vanzelfsprekend vinden om de eigenaar te betalen voor de plek die ze zij – of een voorganger – ooit hebben ingenomen (zie ook mijn vorige bijdrage over verjaring). Juridisch is er dan sprake van gebruik, niet van huur. Bij huur worden er periodiek huurpenningen betaald.
Het gebruik van de ligplaats en oever kan met én zonder schriftelijke overeenkomst rechtsgeldig zijn. Maar als er sprake is van gebruik zonder betaling, dan is de kans groot dat de eigenaar of een erfgenaam vroeg of laat een opbrengst wil gaan ontvangen. Dan wordt er aangebeld met het verzoek om een huurovereenkomst te sluiten of het waterperceel en oevergebruik te kopen. Er is momenteel ook bij het Rijk en provincies een trend gaande om huurovereenkomsten te sluiten en bestaande huurovereenkomsten te actualiseren – maar daarover in de volgende bijdrage meer.
Verdubbeling van de precariobelasting
Veel gemeenten benutten die mogelijkheid al om voor het (historisch gegroeide) profijtelijk gebruik van openbare grond en openbaar water een belasting te heffen: de precariobelasting.
In Amsterdam geldt die specifieke belastingbevoegdheid in de huidige vorm al sinds de achttiende eeuw.
De precariobelasting wordt door waterbewoners ook wel liggeld genoemd, maar het is een eenzijdig door de overheid opgelegde betalingsverplichting op basis van een door de gemeenteraad vastgestelde belastingverordening. Met andere woorden: een politiek tot stand gekomen overheidsbesluit – en géén gezamenlijk overeengekomen huurovereenkomst tussen de eigenaar en de gebruiker.
In Amsterdam heeft de gemeenteraad in december 2019, na een politieke procesgang, besloten om de precariobelasting voor woonboten in stappen meer dan te verdubbelen. Het is in het algemeen zo dat de belastingrechter zich niet bemoeit met de beoordeling van een in een belastingverordening opgenomen belasting en tariefstelling, omdat die belastingplicht door de lokale gemeenteraad is ingesteld. Verweer daartegen zal in het politieke spoor moeten worden georganiseerd. Alleen als er sprake is van een schending van het hoger recht of een algemeen rechtsbeginsel, of van een zódanig onredelijke of willekeurige heffing dat de landelijke wetgever die niet op het oog kan hebben gehad, is er een juridisch vangnet bij de belastingrechter. Maar voorbeelden daarvan zijn mij niet bekend.
Gewenningsperiode
Een door betrokkenen eventueel gestelde ‘onrechtmatige’ belastingverhoging wordt dus door de belastingrechter alleen nog – én marginaal – beoordeeld op redelijkheid. Daarbij kijkt de rechter naar een zorgvuldige invoering (bijvoorbeeld een gewenningsperiode) en uitvoering (bijvoorbeeld een specifeke kwijtscheldingsregeling) van de verhoogde belastingheffng.
In Amsterdam is inderdaad een gewenningsperiode ingebouwd met een stapsgewijze verhoging. Daarnaast heeft de gemeente een specifeke kwijtscheldingsregeling ingesteld voor individuele woonbooteigenaren met te weinig betalingscapaciteit. Tegen de weigering om de tariefsverhoging geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden staat voor de verzoeker persoonlijke rechtsbescherming open met een bezwaarschrift. Daarna kan hij of zij eventueel in beroep gaan bij de belastingrechter over de juiste uitvoering van de kwijtscheldingsregeling. •
Als woonbootadvocaat schrijft Barry Meruma regelmatig juridische artikelen voor het woonboten magazine VLOT.